Sinds de inwerkingtreding van de wet van 22 mei 2014 ter bestrijding van seksisme in de openbare ruimte zijn vormen van seksuele straatintimidatie en seksuele intimidatie op openbare plaatsen strafbaar. De wet bepaalt dat wie een gedrag of handeling in het openbaar of in aanwezigheid van getuigen stelt met de bedoeling om iemand als minderwaardig te beschouwen of te minachten wegens zijn geslacht of te reduceren tot zijn geslachtelijke dimensie bestraft kan worden.
De wet is er gekomen naar aanleiding van de spraakmakende reportage van Sofie Peeters ‘Femme de la rue’. Zij liet zichzelf door een camera volgen door de straten van Brussel en werd herhaaldelijk achtervolgd, op een beledigende en seksistische wijze aangesproken en op een onrespectvolle wijze aangestaard. Dit zijn vormen van seksistisch gedrag waartegen men voor de invoering van de seksismewet geen actie kon ondernemen en waartegen nu wettelijk kan worden opgetreden.
De wet beperkt zich echter niet tot louter straatintimidatie. Seksuele intimidatie op het werk en op andere openbare plaatsen kan ook bestraft worden op basis van de seksismewet.
Er kwam kritiek op de wet en er werd een beroep tot vernietiging ingediend bij het Grondwettelijk Hof in naam van de vrije meningsuiting. Het Instituut kwam tussen om de wet te verdedigen. Op 25 mei 2016 oordeelde het Grondwettelijk Hof over het beroep tot nietigverklaring van de Wet Seksisme, het verwierp alle principiële bezwaren (zie persbericht).
De staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit heeft in 2022 een studie laten uitvoeren over de stand van zaken van de Seksismewet, zoals voorzien in het Nationaal Actieplan in de strijd tegen gendergerelateerd geweld. Deze evaluatie biedt meer inzicht in de toepassing van de wet en eventuele verbeterpunten.