Andere informatie en diensten van de overheid: www.belgium.be

Schrijven met genderinclusieve taal

Waarom inclusief taalgebruik op het vlak van gender?

Zoals de naam al zegt, sluit inclusieve communicatie niemand uit en stelt het vrouwen, transpersonen, non-binaire personen en mannen in staat om zichzelf in communicatie te herkennen of aangesproken te voelen, niet enkel in beeld, maar ook in tekst en boodschap. Taal is een afspiegeling van de maatschappij en vormt onze kijk op de wereld, onze gedachten of acties en brengt stereotypen over. De onzichtbaarheid van vrouwen, transpersonen en non-binaire personen in taal weerspiegelt bijvoorbeeld hun ‘‘ondergeschikte’’ statuut en de discriminaties tegen hen in de samenleving. De manier waarop we taal gebruiken speelt een sleutelrol in de strijd voor gendergelijkheid. Inclusief taalgebruik is daarom een praktijk die het Instituut, dat specifiek opkomt voor gendergelijkheid, actief toepast. We moedigen iedereen aan hetzelfde te doen.

9 tips om inclusief te schrijven

Omdat inclusief taalgebruik voortdurend in ontwikkeling is, zijn er geen absolute, vaste regels voor. De inhoud op deze pagina kan daarom steeds evolueren, omdat het Instituut blijft zoeken naar manieren om de communicatie inclusiever te maken en aan te passen aan veranderingen in de maatschappij.

  1. Bij het schrijven van een tekst moet vooraf nagedacht worden over een inclusieve formulering. Wacht niet tot de tekst geschreven is om hierover na te denken. Het is veel moeilijker om een al geschreven tekst aan te passen. Pas een inclusieve schrijfstijl vanaf het begin op de tekst toe. Inclusief taalgebruik zal zo een automatisme worden.
  2. Kies indien mogelijk genderneutrale, overkoepelende, inclusieve termen, en vermijd gendermarkeringen als ze niet nodig zijn.
    Voorbeelden: ‘Alle collega’s worden uitgenodigd op de vergadering’, directie, deskundige, verantwoordelijke, leidinggevende, leerkracht, verpleegkundige, manager, teamleader, partner, hoofd, lid, raadspersoon of raadslid (i.p.v. raadsman of raadsvrouw), het personeel/de personeelsleden; ‘De directie geeft de toestemming’ (i.p.v. ‘de directeur geeft zijn toestemming’).
  3. Indien er geen genderneutrale, overkoepelende term is: gebruik de dubbele of driedubbele vorm als die bestaat.
    Voorbeelden: agent/agente/agentx OF agent-e, werknemer-neemster, voorzit-st-er, die/hij/zij, Studenten en studentes moeten hun kaart afhalen aan het loket.
    Hierbij wordt de afkapping op basis van lettergrepen gedaan: coördinator-trice (en niet op basis vanaf wanneer de tweede vorm zich afsplitst van het origineel: coördinator-rice).
    Vermijd in ieder geval het gebruik van vormen waarbij haakjes een ondergeschikte rol aan de vrouwelijke vorm lijken te geven, zoals ‘agent(e)’.
  4. Als de opties hierboven niet bestaan (genderneutrale/overkoepelende term en dubbele of driedubbele vorm), zoals bijvoorbeeld voor minister en burgemeester, en het meervoud geen optie is, worden de grammaticaal mannelijke benamingen als de neutrale vorm gebruikt.
    Leenwoorden en vreemde woorden worden meestal als inclusief beschouwd (voorbeelden: manager, professor. Opgelet, wees je ervan bewust dat de “neutraliteit” van woorden in het Nederlands soms subjectief is. Wat door de ene persoon als neutraal wordt ervaren is het niet noodzakelijk voor een andere persoon.
  5. Stem de voornaamwoorden en de namen van functies, rangen, beroepen en titels zoveel mogelijk af op het gender van de persoon over wie je het hebt/tot wie je je richt.
    Voorbeelden: ‘Sarah is de vertaalster (en niet ‘de vertaler’) van het Instituut.’ ‘Hassan heeft zijn opmerkingen (en niet ‘hun opmerkingen') gegeven.’
  6. Wanneer je niet weet welke voorkeur van woordgebruik of genderidentiteit iemand of een groep heeft; gebruik dan de combinatie om zo inclusief mogelijk te zijn (die/hij/zij; bezittelijk: hun/zijn/haar) of als zelfstandig naamwoord het genderneutrale woord of een meervoudsvorm.
    Voorbeelden: ‘Wij werven binnenkort een nieuwe collega aan. Zij/die/hij (en niet ‘hij’ of enkel ‘hij/zij’) zal deel uitmaken van het Team communicatie.’ ‘Kim gaat aan de slag als de nieuwe leerkracht (en niet ‘leraar’ of ‘lerares’).
  7. Vermijd in brieven en e-mails genderspecifieke bewoordingen in de aanhef en op de omslag, met name als het gender van de persoon in kwestie niet gekend is.
    Voorbeelden: ‘Beste,’ in plaats van ‘Geachte heer/mevrouw’ of, als jullie de brief persoonlijk willen maken, ‘Beste Yaz Peeters’; ‘Yaz Peeters, Kapucijnenstraat …’ i.p.v. ‘Meneer/Dhr. Yaz Peeters, Kapucijnenstraat…’.
    In het Nederlands zijn slotgroeten zoals ‘Hoogachtend,’ of ‘Met vriendelijke groeten,’ genderneutraal.
  8. Vermijd uitdrukkingen die stereotypen benadrukken en versterken: vermijd ‘het zwakke geslacht’; vermijd ‘wie draagt er thuis de broek?’; vervang ‘als een goede huisvader’ door ‘als een voorzichtig en redelijk persoon’; vervang ‘de benodigdheden voor de huisvrouw’ door ‘de benodigdheden voor het huishouden’; vervang ‘vakman’ door ‘persoon’ of ‘professional’.
  9. Wanneer je een opsomming maakt, plaats dan niet steeds mannen eerst, vrouwen op de tweede plaats, en non-binaire personen laatst. Kies bv. ook eens voor ‘vrouwen, non-binaire personen en mannen’ i.p.v. ‘mannen, vrouwen en non-binaire personen’ en wissel regelmatig af.

Op Genderbewust taalgebruik | Vlaanderen.be vind je ook meer informatie en richtlijnen, of in deze schrijfgids van de federale overheid: Tips voor genderinclusief schrijven.