Wetgeving aangenomen op federaal niveau
De Wet Smet-Tobback
Na een lang en woelig parlementair debat nam de wetgever op 24 mei 1994 (B.S. van 1 juli 1994) een eerste maatregel aan met het oog een grotere participatie van vrouwen aan de politieke besluitvorming. Deze zogenaamde 'wet Smet-Tobback' (naar de namen van de initiatiefnemers ervan) verbiedt de politieke partijen om kandidatenlijsten voor te leggen waarop meer dan 2/3 van de kandidaten van hetzelfde geslacht zijn.
De wet 'ter bevordering van een evenwichtige verdeling van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen' werd voor de eerste keer toegepast bij de Europese, regionale en parlementsverkiezingen van 13 juni 1999. Daarna werd ze op lokaal niveau toegepast bij de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 8 oktober 2000.
Van 1999 tot 2003 hebben de federale regering en het parlement verder gewerkt aan de tenuitvoerlegging van een beleid met het oog op een betere vrouwelijke vertegenwoordiging in de wetgevende vergaderingen en de verschillende uitvoerende machten van het land.
De wijziging van de grondwet
Op 21 februari 2002 (B.S. van 26 februari 2002) werd de grondwet gewijzigd om er het beginsel van het fundamentele recht op gelijkheid van mannen en vrouwen in op te nemen. De herziening van de Grondwet maakte het, via de wijziging van artikel 10 en de invoeging van een artikel 11bis, mogelijk om de gelijkheid van vrouwen en mannen te waarborgen en hun gelijke toegang tot verkozen en openbare mandaten te bevorderen. Het artikel 11bis garandeert de aanwezigheid van vrouwen (gemengd geslacht) in de federale regering (Ministerraad), in de gemeenschaps- en gewestregeringen en in de deputaties van de provincieraden en de colleges van burgemeester en schepenen.
De pariteitswetten
Volgend op de aanpassing van de Grondwet werden verschillende wetten aangenomen tot invoering van pariteit tussen mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen met alle respect voor het grondwettelijke karakter van de samenstelling van de kieslijsten.
Uiteindelijk werden in de loop van 2002 drie wetteksten aangenomen met het oog op het waarborgen van een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de wetgevende, Europese en regionale verkiezingen:
- De wet van 17 juni 2002 tot waarborging van een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen van het Europees Parlement (B.S. van 28 augustus 2002).
- De wet van 18 juli 2002 tot waarborging van een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers en van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap (B.S. van 28 augustus 2002).
- De bijzondere wet van 18 juli 2002 tot waarborging van een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen van de Vlaamse Raad, van de Waalse Gewestraad en van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad (B.S. van 13 september 2002).
Terwijl de wet van 1994 de politieke partijen verbood om hun lijsten samen te stellen met meer dan 2/3 kandidaten van hetzelfde geslacht, mag volgens de 'pariteitswetten' het verschil tussen het aantal kandidaten (effectieven of plaatsvervangers) van elk geslacht niet groter zijn dan één. Ze bepalen bovendien dat de eerste twee kandidaten op elke lijst van verschillend geslacht moeten zijn. Een overgangsbepaling liet evenwel toe dat bij eerste verkiezingen volgend op de inwerkingtreding van de verschillende wetten (parlementsverkiezingen van 2003 - Europese en regionale verkiezingen van 2004) het de eerste drie kandidaten op elk van de lijsten waren die niet van hetzelfde geslacht mochten zijn.
Wet vrouwen in regeringen
Volgend op de wijziging van de Grondwet heeft het federaal Parlement daarnaast op 5 mei 2003 (B.S. van 12 juni 2003) twee wetten aangenomen met het oog op de gewaarborgde aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de deelstaten:
- Bijzondere wet van 5 mei 2003 op de gewaarborgde aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de Vlaamse Regering, de Franse Gemeenschapsregering, de Waalse Regering, de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en onder de Gewestelijke Staatssecretarissen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
- Bijzondere wet van 5 mei 2003 op de gewaarborgde aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de regering van de Duitstalige Gemeenschap.