Wetgeving in de strijd tegen seksisme
Het Instituut beschikt over juridische middelen om de strijd met seksisme op twee domeinen aan te gaan:
Seksistische genderstereotypen die aanzetten tot discriminatie
De wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen (Genderwet) verbiedt elke vorm van discriminatie, waaronder (seksuele) intimidatie, maar ook elke handeling die aanzet tot discriminatie van personen of groepen omwille van hun gender of geslacht.
Media en reclame vormen de belangrijkste terreinen waarop seksistische stereotypen aandacht krijgen. Het Instituut veroordeelt het gebruik van seksistische stereotypen in alle domeinen, ook in reclame, omdat er een gevaar schuilt voor het waarborgen van de gelijkheid van vrouwen en mannen.
Wanneer een organisatie of bedrijf via een publieke campagne een bepaald gedrag verheerlijkt of mensen aanzet om iemand omwille van diens geslacht op een nadelige wijze te behandelen, kan het Instituut actie ondernemen.
Een reclame- of mediacampagne die afbreuk doet aan de waardigheid van een persoon op basis van diens geslacht en een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie creëert voor personen van een bepaald geslacht, hoort immers niet thuis in een samenleving die gelijkheid nastreeft.
In dat geval werkt het Instituut samen met de Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame (JEP). Dit is het zelfreguleringsorgaan van de reclamesector. De JEP heeft als taak om te onderzoeken of de reclameboodschappen die verspreid worden via de media in overeenstemming zijn met de regels rond reclame-ethiek. De bijna onmiddellijke reactie van de JEP maakt de wijziging of stopzetting van een reclame op versnelde wijze mogelijk.
Seksisme in de openbare ruimte
Sinds de inwerkingtreding van de wet van 22 mei 2014 ter bestrijding van seksisme in de openbare ruimte (Seksismewet) zijn vormen van seksuele straatintimidatie en seksuele intimidatie op openbare plaatsen strafbaar. De wet bepaalt dat wie een gedrag of handeling in het openbaar of in aanwezigheid van getuigen stelt met de bedoeling om iemand als minderwaardig te beschouwen of te minachten wegens diens geslacht of te reduceren tot de geslachtelijke dimensie bestraft kan worden.
De wet is er gekomen naar aanleiding van de spraakmakende reportage van Sofie Peeters ‘Femme de la rue’. Zij liet zichzelf door een camera volgen door de straten van Brussel en werd herhaaldelijk achtervolgd, op een beledigende en seksistische wijze aangesproken en op een onrespectvolle wijze aangestaard. Dit zijn vormen van seksistisch gedrag waartegen men voor de invoering van de Seksismewet geen actie kon ondernemen en waartegen nu wettelijk kan worden opgetreden.
De wet beperkt zich echter niet tot louter straatintimidatie. Seksuele intimidatie op het werk en op andere openbare plaatsen kan ook bestraft worden op basis van de Seksismewet.
Er kwam kritiek op de wet (persbericht oktober 2014) en er werd een beroep tot vernietiging ingediend bij het Grondwettelijk Hof. Het Instituut kwam tussen om de wet te verdedigen. Op 25 mei 2016 oordeelde het Grondwettelijk Hof over het beroep tot nietigverklaring van de Seksismewet. Het verwierp alle principiële bezwaren. Lees het persbericht en het arrest van het Grondwettelijk Hof voor meer informatie.
De staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit heeft in 2022 een studie laten uitvoeren over de stand van zaken van de Seksismewet, zoals voorzien in het Nationaal Actieplan in de strijd tegen gendergerelateerd geweld. Deze evaluatie biedt meer inzicht in de toepassing van de wet en eventuele verbeterpunten.
In 2022 voerde het Instituut een grondige analyse uit van de Seksismewet. Deze onderzoekt wat de wet in de praktijk betekent voor slachtoffers en bij politie na enkele jaren in werking te zijn. Tot slot formuleert het Instituut enkele concrete aanbevelingen voor een betere bescherming tegen seksisme in de openbare ruimte. Het Instituut legt in een bijhorend persbericht uit waarom 8 jaar na de invoering de Seksismewet nog al te vaak dode letter is.
Onderhandelde oplossingen en standpunten
- De ‘kluspoezen’ van een doe-het-zelf keten
In 2013 ontving het Instituut verschillende klachten over een campagne die werd gelanceerd door een doe-het-zelf keten naar aanleiding van de internationale mannendag. Mannen of vrouwen konden zich in één van haar winkels laten fotograferen naast vrouwen die ‘kluspoezen’ werden genoemd. Deze campagne werd door het Instituut gezien als een inbreuk op de antidiscriminatiewetgeving. De keten paste uiteindelijk de campagne aan en verwees niet langer naar de term ‘kluspoezen’. - Affiche van een wielerkoers
In februari 2015 stelde het Instituut de organisatoren van een wielerkoers in Vlaanderen in gebreke omwille van hun seksistische reclamecampagne. De affiche in kwestie toonde de achterkant van een hostess, haar rok omhoog, en de hand van een wielrenner die dichterbij komt. Daarbij werd gesuggereerd dat deze laatste haar in de billen gaat knijpen. Het Instituut oordeelde dat deze campagne vrouwen afbeeldde als lustobjecten en aanzette tot seksuele intimidatie, en kwam onmiddellijk tussen. Na bemiddeling trokken de organisatoren van de wielerwedstrijd de seksistische affiche in.