Wetgeving
De wet van 28 juli 2011 om te garanderen dat vrouwen zitting hebben in de raad van bestuur van de autonome overheidsbedrijven, de genoteerde vennootschappen en de Nationale Loterij (Quotawet) voert voor alle leden van de Raad van Bestuur een quotum in van ten minste één derde leden van het minder vertegenwoordigde geslacht (binnen zes jaar voor zeer grote bedrijven, acht jaar voor kleine en middelgrote ondernemingen en onverwijld voor overheidsbedrijven). In geval van niet-naleving van deze bepalingen zijn er sancties: nietigheid van de benoeming of opschorting van de financiële voordelen. De evaluatie door het Parlement van de impact van de wet op de aanwezigheid van vrouwen in raden van bestuur is gepland tijdens het twaalfde jaar na de inwerkingtreding ervan, namelijk in 2023.
Een Koninklijk Besluit van 2 juni 2012 legt vrouwenquota vast in de eerste twee niveaus van de overheid. Voortaan moet ten minste één topambtenaar op de drie een vrouw zijn. Diensten die de vereiste normen niet halen, zullen bij gelijkwaardige laureaten de voorkeur moeten geven aan de vrouwelijke kandidaat. Volgens de meest recente cijfers uit het rapport van het Instituut in 2018 maakten vrouwen in 2017 29% uit van de ambtenaren van de eerste graad en 35% van de tweede graad van de federale ministeries (federale overheidsdiensten – FOD’s, programmatorische overheidsdiensten – POD’s en het ministerie van Defensie). Op Europees niveau is in december 2022 de richtlijn voor het verbeteren van het genderevenwicht bij bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen (‘Women on Boards’ richtlijn) in het Publicatieblad van de EU gepubliceerd. De richtlijn legt een quotum vast van ofwel 40% in de raad van bestuur van beursgenoteerde particuliere en openbare vennootschappen, ofwel een quotum van 33% onder de leden van de raad van bestuur en het directiecomité. Lidstaten hebben tot eind 2024 om aan de richtlijn te voldoen.