Sinds 1995 moeten de staten elke vijf jaar op nationaal niveau de geboekte vooruitgang en de ondervonden hindernissen bij de tenuitvoerlegging van de Verklaring en het Actieprogramma van Beijing evalueren. In 2000, 5 jaar na de vierde Wereldvrouwenconferentie in Beijing, werd een verslag van de 23e bijzondere sessie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen. In 2005, tijdens de internationale conferentie georganiseerd in het kader van de 49e sessie van de Commissie voor de Status van de Vrouw (CSW), liet de onderzoeksprocedure toe om enerzijds de tenuitvoerlegging van het Actieplatform van Beijing te evalueren en anderzijds om toekomstige uitdagingen te identificeren. De evaluatie die in 2010 plaats vond in het kader van de 54e sessie van de CSW, stelde de uitwisseling van goede praktijken tussen staten voorop. Het doel was om eveneens te herinneren aan de nog bestaande obstakels alsook aan de nieuwe uitdagingen met name in het kader van de nieuwe millenniumdoelstellingen. In 2015 lag de focus van de 59e sessie van de CSW op de 20e verjaardag van de Verklaring en het Actieprogramma van Beijing. De evaluatie die in dat kader plaats vond, onderzocht de vooruitgang die gemaakt werd, de uitdagingen die ondervonden werden en de kansen die de post-2015 agenda voor duurzame ontwikkeling zou kunnen bieden. Er werd ook een politieke verklaring aangenomen. België heeft aan al deze evaluaties deelgenomen (rapport Beijing+10, rapport Beijing+15 en rapport Beijing+20).
In 2020 was het vijfentwintig jaar geleden dat de Wereldvrouwenconferentie van Beijing plaats vond!
Dit was de gelegenheid om het engagement te vernieuwen en de balans op te maken. De staten werden verzocht om op nationaal niveau de geboekte vooruitgang en de uitdagingen bij de tenuitvoerlegging van de Verklaring en het Actieprogramma van Beijing te evalueren. De nationale evaluatie werd opgemaakt in de vorm van een antwoord op een vragenlijst en werd officieel door België overgemaakt in mei 2019.
Er werd ook een tweede VN-procedure opgestart op regionaal niveau dat werd geleid door de 5 regionale commissies van de Verenigde Naties. België, dat deel uitmaakt van de Economische Commissie voor Europa (ECE), nam deel aan de regionale conferentie op 29 en 30 oktober 2019 die leidde tot een regionaal verslag.
De conclusies van het geheel van de onderzoeksprocedures van de 5 grote regio’s stoffeerden het evaluatieproces op wereldvlak tijdens de 64e sessie van de CSW. Tijdens deze zitting werd een politieke verklaring aangenomen.
Het Platform wordt ook opgevolgd door de Europese Unie. Van 1 juli tot 31 december 2014 werd het voorzitterschap van de Unie verzekerd door Italië, dat ervoor koos om zich te concentreren op het evaluatieproces van Beijing+20. Italië gaf het Europees Genderinstituut daarom de opdracht gegeven om een rapport op te stellen over de opvolging van alle indicatoren die sinds 1999 door de Europese Unie zijn ontwikkeld. Op basis van het rapport van het Europees Genderinstituut stelde het Italiaans voorzitterschap op 11 december 2014 de conclusies voor die door de EPSCO Raad werden aangenomen (werkgelegenheid, sociaal beleid, volksgezondheid en consumentenzaken).
Het Finse voorzitterschap van de Europese Unie, dat van 1 juli tot 31 december 2019 liep, concentreerde zich op het Beijing+25 proces. Ook Finland gaf de opdracht aan het Europees Genderinstituut om een rapport op te stellen. Dit vormde de basis voor de conclusies die het Finse voorzitterschap voorstelde en die op 9 december 2019 aangenomen werden door de EPSCO Raad.